We zijn er bijna!

We zijn er bijna!

Ze zijn al bijna drie weken onderweg. Japik, Trees, Corrie en nog veertig andere deelnemers van de caravanclub. Samen op zoek naar de Bulgaarse zon. Deze week reizen ze van pittoresk Obzor naar feëriek Klisura. Steun aan elkaar en aan de goede begeleiding van Cor, Fenna, Wil en Fieke. Wil, de technische man, staat altijd paraat dus er kan ze niets gebeuren.

Dag twintig is een rustdag. Op gemakt loopt men in badjas van caravan naar toiletgebouw. Trees, 78, vertelt met grote glimlach over het gebrekkige Bulgaarse sanitair. Anderen zijn vooral druk met het haar.

Henny, de enige alleenstaande van het gezelschap, probeert zijn grijze haren met tondeuse te kortwieken. Hij krijgt al snel hulp. Ex-kapper Jan knipt in de caravan de haren van zijn 77-jarige echtgenote Corrie. ‘De wekelijkse knipbeurt.’ Terwijl Corrie presentatrice Martine van Os bijpraat knipt Jan stoïcijns door.

In de namiddag volgt haast vanzelfsprekend een jeu de boules toernooi. Vooral ex-apotheker Japik is serieus. Ger, met zijn 68 jaar relatief jong, kijkt toe vanuit zijn stoel. ’s Avonds wordt er nog wat televisie gekeken in de caravan.

Een rustdag dus.

De volgende dag opnieuw ochtendrituelen. In badjas naar toiletgebouw, glas melk voor de caravan, inklappen van de pootjes. Na het ontbijt trekt men het Bulgaarse binnenland in. Korenvelden, graslanden, oneindige wegen van asfalt. Bij aankomst op de nieuwe camping staat Cor te wachten om een plek aan te wijzen. Na drie weken kent hij nog steeds niet alle namen.

Fenna en Fieke smeren boterhammen met kaas en leverworst. Voor de borrel. De reizigers brengen eigen glazen en bekers mee. Hapjes worden kritisch bekeken, maar uiteindelijk met smaak opgegeten.

‘Goedemorgen, deze morgen’ klinkt het met zwaar Slavisch accent. De Bulgaarse gids loodst de groep door Veliko Tarnovo. Op de terugweg wordt samen geluncht. Een gevulde tomaat. Gelukkig weet Gerrit, de ex-kaaskeurmeester, de kwarkachtige vulling te duiden.

De volgende ochtend. De zon komt op, mist trekt weg. Trees neemt voor het kraaien van de haan een duik in het ijskoude zwembad. Alles voldoet bij haar aan het imago ‘pittig vrouwtje’. Verder? Koffie drinken in de deuropening van caravan, in de badjas naar toiletgebouw en fris gewassen onderbroeken aan de waslijn.

Dezelfde middag blèrt Yvonne ‘Paprika?!’ tegen een Bulgaarse koopvrouw op de markt, ‘Halve kilo.’ Bulgarije is prachtig volgens Yvonne, maar ‘Ze spreken geen woord buiten de deur.’

Het avondeten is divers. Gele snijbonen, rode bieten, slaboontjes. Soms uit eigen moestuin, het andere uit blik. Gemene deler? Er wordt gegeten onder de luifel van de caravan. Na het eten determineren Japik en Jelly de plantjes aan de rand van de camping. Wilde ridderspoor blijkt toch iets anders. ‘Akkerhoningklaver!’

Men moet bij vertrek extra gas geven. De camping ligt op een helling. De technische man geeft aanwijzingen. Diepe sporen worden in het grindpad getrokken. Corrie is onrustig. ‘Rustig moeder’ maant Jan haar. Niet veel later staan ze langs de kant van de weg. Ze zijn over een steen gereden. Bellen lukt niet: geen ontvangst. Het wachten is op de technische man.

Corrie is het snel vergeten: ‘We leven nog en zijn goed aangekomen. Klaar.’ Op de achtergrond zijn in haar auto een centrifuge, tien flessen water, zes flessen frisdrank en een krat bier te zien.

Al hadden ze nog een half jaar op die Bulgaarse berg zitten wachten.

we-zijn-er-bijna