Hyves

Hyves

Het moet begin 2005 zijn geweest. ‘Heb jij nog geen Hyves?’ vraagt men mij meer dan eens verongelijkt. Werkstukken mail ik naar mijzelf of sla ik op op mijn allereerste USB-stick. Een diepte-investering waar ik de rest van mijn studie mee zal doen. Telefoneren en sms’en doe ik per Nokia, model 6610. En ja, waarom heb ik nog geen Hyves? Ik heb immers ook de beschikking over een computer.

De oude PC van mijn ouders, een van de allereerste generatie Pentiums, staat stof te vangen onder het bureau in mijn studentenkamer. Als het gekreun van de ventilator te erg wordt, zoek ik tussen vuilniszakken en bierkratten de stofzuiger op om deze eens flink uit te zuigen. Om van de nood een deugd te maken, maak ik ook eens mijn kamer aan kant.

Na lang weerstand te hebben geboden, meld ik mij aan. Zoals iedereen ga ik op zoek naar vrienden, oud-klasgenoten, maar vooral oude liefdes. Binnen de kortste keren heb ik meer dan tweehonderd vrienden. De dag begint, nog voor ontbijt of zeldzame douche, met het gekreun van de PC en het mosterdgele Hyves. Kijken of ik nieuwe krabbels, tikken of -nog beter- vriendschapsverzoeken heb ontvangen.

De eerste studiegenoten vertrekken richting buitenlanden voor een half jaar of langer drinken op locatie. Met enkele studiepunten en vele verhalen komen ze terug. En met iets nieuws: Facebook. Het statige blauw kan mij niet bekoren. Ik blijf stoïcijns en zet mijn vakantiefoto’s voor het nodige respect op Hyves en meld mij aan voor de Bassie & Adriaan-Hyve.

Als na enige tijd bezoek, telefoontjes of ouderwetse kaarten door verjaardagskrabbels worden vervangen en met dansende banaan-smileys worden afgesloten, slaat bij mij de twijfel toe. Als na Wouter Bos ook Jan-Peter Balkenende Hyves neemt is het hek van de dam. Ooms en tantes melden zich spontaan als vrienden, commerciële banners rukken op en ‘vrienden’ beginnen van de weeromstuit hun pagina’s zogenoemd te pimpen in de meest hallucinante kleuren.

De jaren daarna? Nooit is mijn vriendenkring sneller verdampt. Steeds minder vaak krijg ik een tik, krabbel of update te zien via WieWatWaar. De rest is geschiedenis. TMG kondigt aan verder te gaan met Hyves als games platform. Het spel is gespeeld voor het sociale netwerk.

Wanneer ik vanochtend voor het laatst inlog, voelt de banner van uitvaartverzekeraar Ardanta als regelrechte, maar toepasselijke tik in het gezicht: ‘doodgaan en doorgaan’.

Respectsmiley_banana.

Hyves Dood


Facebook

Met z’n vieren zijn ze. Vader, moeder, dochter en zoon. Modelgezin. Ze zitten te wachten. Op het vliegtuig naar Bangkok. Als geste aan de reizigers biedt de luchthaven van Siem Reap gratis internet aan. Vier stoffige, langzame computers in de hoek van het naar Aziatische begrippen moderne vliegveld. Windows 95. Ik probeer het nieuws binnen te halen. Er laadt iets. De blauwe balk onderin het scherm wordt heel traag net iets breder.

Moeder staat op. Ze komt naast mij staan. Onze computerschermen zijn door blauwe bordkartonnen wanden van elkaar gescheiden. Ze gaat in het kaki gekleed, een hip dun montuurtje op de neus en ondanks haar jonge huid schat ik haar achter in de vijftig. Ze komt naast mij staan en probeert in te loggen op Facebook. Omdat het een publieke computer is, begint deze allerlei vragen te stellen. Haar dochter, overduidelijk in schaamte, voegt zich bij haar. ‘Wat doe je?’ vraagt ze bijna verontwaardigd.

Moeder scrollt inmiddels langs vakantiefoto’s van haar vriendinnen. Eveneens getrouwde vrouwen, want lange dubbele achternamen door een streepje gescheiden van elkaar. Kiekjes van Franse zwembaden komen langs: vrolijke blonde opgeschoren koppies op een rood luchtbed, half onder water geduwd. Dit terwijl zij net vier dagen met het gezin door stoffige Cambodjaanse tempels heeft gestruind. Vind ik leuk.

Ze heeft er genoeg van en klikt op het kruisje rechtsboven op haar scherm. Ze voegt zich bij haar gezin. Zoon, begin twintig wellicht wat jonger, is druk met zijn iPhone. Dochter, puber, gebogen over haar boek. Haar man, grijze haardos, afritsbroek, vleeskleurige sokken in in instapmodel bergschoenen en leesbril op het puntje van zijn neus. Zijn boek op schoot. Hij kijkt nauwelijks op als zijn vrouw hem bijpraat. Zoon en dochter tonen zich evenmin geïnteresseerd.

Ze pakt haar boek erbij. Een dik boek. De woorden kunnen haar aandacht niet trekken. Ze kijkt met een vertwijfelde wijsvinger aan haar lippen de inmiddels steeds vollere vertrekhal door. Een blik van ‘wanneer gaan we’.