Krant

ochtendkrant

Vanwege een verbouwing verblijven we tijdelijk bij mijn schoonouders. Ze hebben een abonnement op de ochtendkrant. Daar heb ik vanwege dezelfde verbouwing allesbehalve tijd voor. Omdat zij momenteel op vakantie zijn is er feitelijk niemand in huis die de krant leest. Deze belandt keurig op een hoop tussen de stapels met edities van het plaatselijke sufferdje en de geadresseerde post in.

Ik werd vanochtend vroeg gewekt en stond om kwart voor zeven al het ontbijt te maken. Van de ochtendkrant ontbrak op dat moment nog ieder spoor. Ondanks dat ik geen letter had gelezen de afgelopen week, bemerkte ik dat ik mij bijzonder ergerde aan het feit dat de krant er nog niet was. Normaal hing deze op dit uur tussen de borstels van de brievenbus of lag deze -bij voorkeur- als een uitnodigend stapeltje papier op de deurmat. Een keer, toen ik nog wat vroeger op stond hoorde ik het magische plofje. Een krant die op de mat viel. Ik kon de bezorgster nog net het tuinpad af zien lopen. Half zeven ’s ochtends, het ochtendgloren en een verse krant. Zoals het hoort. Maar vandaag dus niet.

Een vol programma zou volgen vandaag zonder enige leestijd, desalniettemin begon ik de afwezigheid van het geschreven nieuws als hoogst vervelend te ervaren. Ik kon mij de klasgenoten op de middelbare school die een ochtendwijk hadden nog goed herinneren. Meestal hingen ze in de achterste bankjes in de klas, vermoeid naar buiten starend. Om vijf uur ’s ochtends waren ze opgestaan, tussen half zeven en zeven hadden ze nog even op bed gelegen of wat laatste huiswerk gemaakt. Op school kwamen ze om uit te rusten of hun verdiende geld in de pauzes aan roze koeken uit te geven. Het waren de jongens die al vroeg de gaafste scooters hadden. Toch was ik niet jaloers. Ik kon tenminste uitslapen ’s ochtends en zij bezorgden vele huishoudens plezier. Daarmee overigens niet gezegd dat ik lui was of geen plezier bezorgde. Ik had mijn middagwijk. En wat voor een. De plaatselijke bode plus folders. Dat betekende allereerst een ronde om de eettafel om pakketjes te vouwen. Aansluitend met overvolle fietstassen ruim driehonderd adressen af. Door weer en wind.

Maar tijden zijn veranderd. Het is intussen kwart over zeven, mijn ontbijt is achter de kiezen, maar de krant is er nog steeds niet. Het is niet zozeer het vergane leesplezier als wel mijn ouderwetse krantenbezorgersprincipe dat mij parten speelt.

Net als ik het nummer op wil zoeken om mijn bezorgklacht te uiten stopt er een kanariegeel autootje. Zeker een minuut of twee blijft deze stationair draaien voor de deur. De bestuurster bladert wat door de papieren op de bijrijdersstoel. Uiteindelijk blijkt ze de langverwachte ochtendkrant te pakken te hebben. Trager dan mij zint, sjokt ze het pad richting voordeur op. Met een lijzige blik kijkt ze mij aan als ik richting de klok aan de wand knik. De krant drukt ze achteloos in de brievenbus. Deze blijft halverwege steken.

Te laat, met de auto gebracht en zélfs geen magische plof op de deurmat als genoegdoening. Ik leg de laatste editie maar bovenop de stapel.


Koper

koper Na een maand slopen waren we twee tien kuub containers aan vuil verder. Het hadden er veel meer kunnen zijn. Ik maakte tussendoor de nodige ritjes naar het milieuplein en voor de dertig jaar oude keuken had ik een nieuwe eigenaar kunnen vinden. ‘Gratis af te halen bij eigen demontage’ vermelde de oproep op Marktplaats. Meneer Kanu uit Den Haag had weliswaar eigen gereedschap meegebracht, maar keek naar zijn accuboormachine alsof hij deze voor het eerst in zijn leven zag. Ook van zijn vrouw in traditionele Ghanese kleding hoefde ik weinig te verwachten. Zij verzamelde losse schroefjes en stond als een regelneef langzij wanneer haar man en ik de keukenkastjes in hun bus tilden.

Nee, dan het oud ijzer. Even probeerde ik de verwarming van de begane grond als ‘Antieke radiatoren met gratis bevestigingsset’ aan te prijzen. De prijs van oud ijzer bleek niet op te wegen tegen de noodzakelijke rit. Ik bleef met mijn onverkochte waar zitten. Dit veranderde toen ik het gratis aanbood. Binnen een minuut werd ik gebeld, door Ron. Ik kon toen niet bevroeden dan Ron onze oud ijzerman zou worden. Behalve de vier radiatoren van beneden, volgden nog elf vergelijkbare bakbeesten. Daarnaast nam Ron de oude cv-ketel, kranen en gordijnrails van ons mee. Ron maakte met zijn oplettende oog en enorme handen ook duidelijk dat de aanzienlijke hoeveelheid koper in ons huis waardevol zou zijn: ‘Dat moest je zelf maar wegbrengen.’

Toen ik er op een dag alleen voor stond was Ron de beroerdste niet. Samen tilden we radiatoren van de bovenste etages naar de enorme aanhanger achter zijn enorme auto. En toen op een dag onze haakse slijper de geest gaf, mocht ik de grotere variant van Ron lenen. Twee weken later kwam hij bergen aan leidingwerk ophalen om naar de schroot af te voeren. Twee weken later, want tussendoor ging hij een week naar de Turkse zon. De oud ijzerprijs bleek minder slecht dan verwacht.

Nadat het laatste oud ijzer in de aanhanger lag en Ron de straat uit reed, liep ik een ronde door het huis. Van het pas gekochte pand was weinig over. Kale bakstenen, balken en vloerdelen. Alles bedekt onder een dikke laag stof. Over een week zou de aannemer het overnemen, dacht ik terwijl ik de puinzakken vol koper naar de auto tilde.

Aan de overkant van het gemeentelijke milieuplein zou het moeten zijn, de schroot. Achter de poort reden shovels en busjes met aanhangers. Ook zwaaide een kraan met een enorme magneet platen metaal van de ene naar de andere zijde van het terrein. Langs de auto liep een man al trekkebenend met een pitbull aan zijn zijde. Iemand gebaarde mij richting weegbrug. Vervolgens stond ik er alleen voor. Ik schoot maar iemand aan. ‘Ben je al gewogen?’, vroeg de vierkante man met tatoeages en oorbel. Ik knikte en vertelde over mijn bescheiden partij koper. ‘Dat doe je niet handig, vriend’, brieste hij. ‘Je had beter een kruiwagen kennen pakken.’ Hij dirigeerde mij richting loods.

‘Ben je aan het verbouwen ofzo?’, vroeg een man met rafelige pet. Zijn ogen waren bloeddoorlopen, de huid gerimpeld, aan zijn bovenlip hing een sjekkie. Ik bevestigde. Dat mijn kleding stoffig was en vol gaten zat hielp niet. Voor hem was ik geen sloper. ‘En je geeft het koper niet eens aan de slopers?’ schreeuwde hij verontwaardigd. Ik stond even perplex, maar wist mij te herstellen: ‘Ik heb zelf gesloopt.’ Hij geloofde mij niet en had zich al omgedraaid.

Nadat ik al het koper had uitgeladen bleek dat ik mij eerst had moeten melden. Op het gevaar af dat straks mijn kostbare lading verdwenen zou zijn, melde ik mij in het kantoor. Aan de balie werd net de meneer met rafelige pet geholpen. Hij beet mij toe dat ik buiten moest wachten. In deze omgeving gaat je kop eraf als je niet terugbijt, dacht ik. ‘Waar staat dat dan, vriend?’ siste ik stoer, maar met slappe knieën stapte ik naar binnen. Eenmaal beneden stond míjn koper er nog en deze werd onder míjn toeziend oog gewogen, maar ík wilde zo snel mogelijk weg hier.

Het betrof uiteindelijk een meer dan een aardig bedrag, maar een volgende keer vraag ik Ron het wel weg te brengen. Of ik geef het aan de slopers.