Reisgenoot

Een reisgenoot is een groot woord. Iemand die dezelfde route aflegt. Zoiets. Maar het valt op. Met landgenoten ongewild nog net iets lastiger. Wellicht al vanaf de tweede keer dat je elkaar treft. Vanaf de derde keer wordt het écht eigenaardig. Aftasten of je met elkaar spreekt, hooguit groet, of negeert. Dat zijn zo ongeveer de smaken.

De Vastgoedfraude ligt op zijn tafeltje. Jaar of dertig, buikje, hoornen bril. Ondanks de hitte op de luchthaven van Siem Reap gaat hij opnieuw gekleed in longsleeve shirt en lange broek. Hij drinkt een cola light en kijkt nauwelijks op van het schermpje van zijn iPhone. Zijn vriendin daarentegen kijkt schrikkerig om zich heen. Gisteren kwam ik hem toch ook al tegen? Bij een van de vele tempels van Angkor Wat. Hij had er aardig de vaart in. Nog geen vijf minuten bleef hij staan bij de tempel. Ik gunde mezelf meer tijd zaken op mij in te laten werken. Hij vertelde zijn vriendin kort op bepalende wijze over de tempel en wees aan: ‘Die olifant is daar.’ Kennis uit de reisgids onder zijn arm.

‘I’m very afraid of flying,’ hoor ik zijn vriendin zeggen als ze het vliegtuig instapt. De Laotiaanse stewardess knikt begripvol. Weet ze dat vast, als er straks paniek uitbreekt. Het valt mee. Met grote ogen kijkt ze naar buiten bij het opstijgen. Vervolgens strak voor zich uit. Hij leest stoïcijns verder in zijn non-fictie. Op het vliegveld van Vientiane staat de chauffeur van het hotel op ons te wachten. Bood aan ons op te halen. We laten de reisgenoot achter ons…

Tot het ontbijt, de volgende dag. Zij is er niet. Hij wel. Verse longsleeve, schone lange broek. Haren nog nat van het douchen. ‘Verdomme,’ hoor je hem denken, ‘Zij weer!’ Hij kiest voor negeren en verschuilt zich achter zijn Lonely Planet. Tijdens de lunch betrap ik mij op soortgelijk gedrag. Ik zie ze langs de bakkerij lopen en schuif onderuit op mijn stoel. Ze lopen voorbij.

De volgende dag reizen we per bus richting Luang Prabang. Helse rit, maar diner en zacht bed bij aankomst maken veel goed. De volgende dag is heerlijk; besluiten de middag bij het zwembad door te brengen. We drinken wat, totdat de reisgenoot binnenwandelt. Nieuwe houthakkersblouse en rode broek. Hij schrikt en zakt onderuit aan zijn tafeltje. Hij heeft voor twee nachten geboekt, maar wil wellicht langer blijven. Dat het hotel is volgeboekt doet er wat hem betreft niet toe. ’s Avonds zal blijken wie de komende dagen onze buurman is.

Alsof het aan ons ligt. Hij draait een ander schema. Pas als wij ontbeten hebben, gaat hij. Onze kamerdeur sluit, die van hem opent zich. Ik neem me voor het ijs te zullen breken. Het is niet nodig. Als we op de laatste ochtend nog een uurtje zon aan het zwembad meepakken zit hij buiten ons blikveld te ontbijten. Dat het half elf is en het ontbijt tot tien uur geserveerd wordt doet er blijkbaar niet toe. Zijn koffie gaat demonstratief mee naar de kamer. Zijn vriendin loopt langs ons richting rivier. Haar blik strak vooruit. Als wij douchen op de kamer barst de moesson los. Wanneer we met tassen richting balie lopen om uit te checken zie ik nog net zijn witte buikje in het zwembad verdwijnen.

De hoornen bril nog op.