Logistieke redenen

logistieke-redenenVanmiddag was het net zo mistig als vanochtend. Zo’n grijze dag die zich toch al bevindt in het vacuüm tussen Kerst en Oudjaarsdag. De postbode bracht rond een uur al een verlate kerstkaart en nu hoorde ik opnieuw de bus klepperen. Drie brieven van de Gemeente Haarlem. Zo hoor je nooit wat van ze en nu dit. Een paar maanden geleden ontving ik een herinnering voor mijn paspoort dat begin januari zal verlopen. Benieuwd waar dit om kon gaan opende ik de enveloppen.

In de eerste brief de boodschap dat de eerste bezoekersparkeervergunning met een jaar was verlengd. Idem dito in de tweede en derde brief met betrekking tot de tweede bezoekersparkeervergunning en onze eigen parkeervergunning.

Een specifieke alinea in de laatste brief intrigeerde mij. Ik herinnerde mij deze de afgelopen jaren ook al te hebben gelezen: ‘bij aanvraag van verschillende vergunningen wijzen wij u erop dat deze wegens logistieke redenen apart worden verzonden’. Een ruim begrip, een mysterie in meervoud. Meerdere redenen, maar welke? Behouden van werkgelegenheid binnen het ambtelijk apparaat zou een reden kunnen zijn, maar heeft niets met logistiek te maken. Geen zin, in het algemeen de meest verzwegen reden, evenmin.

In heb in mijn dagelijks werk vaak met ontwikkelaars te maken. Slimmeriken die logica bouwen naar het model als-dit-dan-dat. Ik zou denken dat anno nu als-meerdere-berichten-voor-dezelfde-ontvanger-dan-één-in-plaats-van-drie-brieven(-of-stuur-een-mail) moet kunnen, maar wellicht moet ik mij niet met dit soort zaken bemoeien.

Ik besloot een rondje te gaan hardlopen. Bij Teylers Museum een rij tot op de stoep. Waarschijnlijk wegens logistieke redenen. Te weinig mensen achter de kassa, een te krappe entree of allebei. Bij de naastgelegen parkeergarage een rij auto’s wachtend voor de ingang. Overduidelijk een logistieke reden. De bordjes boven de ingang vermeldden in rode leds ‘vol’.

Morgen zijn we in het ziekenhuis ontboden, de bevalling zal worden ingeleid. Ik zal binnen drie werkdagen de baby moeten aangeven. De laatste keer bij de gemeente, om mijn rijbewijs op te halen, stond ik in de verkeerde rij te wachten. Ook had ik het verkeerde volgnummer in mijn hand. De ambtenaar van dienst had vervolgens haar dag niet. Goed beschouwd logistieke redenen.

Als ik naar buiten kijk zie ik dat de mist, waarschijnlijk wegens meteorologische redenen, nog steeds niet is opgetrokken. Niet op straat, niet in mijn hoofd.


Aantekening

majoor

‘Toch zien we hier het beeld van een kat die stervende is’. Een rake zin, net nadat hij mij op een dwaalspoor had gezet. Met medicatie zou het misschien nog wat worden, helemaal zeker was dat weer niet en of we het dán nog over kwaliteit van leven hadden? Het vermagerde dier met kaalgeschoren voorpootjes in de couveuse leek in de verste verte op de kat die ze ooit was. Ze had nota bene een aantekening in de computer van de dierenarts. Het was er geen om zonder handschoenen aan te pakken. Letterlijk. Ik was erbij dat ze ondanks haar kleine maar gedrongen lijf naar alles en iedereen liep te blazen en uit te halen, tot bloedens toe. Met lange dikke leren handschoenen voorbij de ellebogen waren arts en assistent met haar in de weer geweest. Een roofdier.

Maandagavond was ze met zwalkend achterlijf naar voordeur gestrompeld. De voordeur, ook zoiets. Ondanks haar negen jaar oud hadden we pas sinds een maand of twee een kattenluikje voor haar. In de achterdeur. De eerste zeven weken hadden we haar met milde dwang getoond hoe het werkte. Sinds een week wist ze er zelf gebruik van te maken. Meer interesse toonde ze sindsdien voor de voordeur. Want daarachter zat een veel interessantere wereld, uitzicht op een park vanaf een brede stoep. Toen ik haar optilde voelde ik direct dat het niet goed zat. Een fractie van haar eerdere gewicht. Het was me door haar dikke vacht niet eerder opgevallen. De hele nacht zat ze te sidderen op de badkamervloer.

De volgende ochtend pakten we haar reismand, iets wat normaal tot ophef zou hebben geleid. Ditmaal liet ze zich eenvoudig in het mandje plaatsen. Alsof ze wist wat komen ging. De dierenarts hadden we al jaren niet bezocht. Beter voor alle betrokken partijen. We namen plaats in de lege wachtkamer. Op tafel een bronzen beeld. Aan een leiband, vastgemaakt aan een tafelpoot, een geknield mens. Drie honden met vork en mes in hun poten gezeten aan de tafel, een copieus diner. De omgekeerde wereld, als het katten waren geweest had ik het begrepen.

We werden opgeroepen. De arts van dienst refereerde naar de aantekening van onze predator, maar het vlees was zwak. Zonder problemen constateerde ze dat het om een nierprobleem ging. We konden in de wachtkamer plaatsnemen in afwachting van de definitieve uitslag. Een magere vrouw met grijs haar en rooddoorlopen ogen bewoog hoestend en stram met opgetrokken schouders richting balie. Haar grijze windhond bewoog al net zo moeizaam. Zijn lange nagels krasten op de linoleum vloer richting weegschaal waar hij van dierenarts plaats op moest nemen. De verloren 2,3 kilogram van het beest stonden precies gelijk aan het resterende gewicht van onze patiënt van wie het bloed nu in onderzoek was. Ik legde mijn hand op de lege blauwe reismand naast mij.

Een andere vrouw, aanwezig en frivool, zocht aanspraak. Ze bleek het baasje van een pup genaamd Pip. Nog geen zes weken oud was het beestje dat de aandacht trok van onze dochter. De vrouw vertelde Pup voorin haar fietsmandje te hebben meegebracht. Ik kon direct voorstellen hoe zij bij elk stoplicht iedere gelegenheid tot een gesprek zou aangrijpen. Een Turkse meneer met kat in mand staarde vreedzaam voor zich uit. Hij maakte een kalme indruk, net als het beestje. Roosje, zo bleek later.

Wij waren aan de beurt. Waarden waren niet goed, de patiënt zou worden opgenomen. Met een wezenloos gevoel keerden we huiswaarts. Met een kop thee in mijn handen geklemd keek ik naar buiten. Wind had de bomen van bijna al haar herfstbladeren ontdaan. Een flauwe zon wist gele restanten te kleuren. Een laatste zucht wind maakte ook daarmee gedaan. Als een gouden regen waaierden de blaadjes uit. Net op dat moment reed de spraakzame dame langs. Pup, met de haartjes in de wind, in het mandje voorop. Ik geloof niet in toeval, maar geloof dat het hier om stuivertje wisselen ging.

Twee dagen later stonden we opnieuw in het souterrain van de dierenarts. Een blijk van herkenning bij onze aanblik. Een zwak gemiauw en uitgestoken poot. Even was er hoop geweest. De nierproblemen hadden weleens veroorzaakt kunnen zijn door een bacteriële infectie. Een antibioticum was evenmin aangeslagen, het beestje te verzwakt. Kwaliteit van leven, een begrip waarmee de arts opnieuw kwam aanzetten. Voor een kat is dat een warme vensterbank, brokjes naar believen en een wandeling op zijn tijd. De eerste twee konden we blijven bieden, voor het laatste was eigen energie nodig.

Een uurtje later legde ik haar in de diepe kuil tussen de hortensia en de wingerd. Het was begonnen met regenen toen ik die groef, precies als in de film. Gewikkeld in een fuchsiaroze doek en voorzien van een tekening van onze dochter verdween Majoor in de koude aarde. De kartonnen wanden van haar ‘kattenpandje’ erbij. Ze had er graag in gezeten in de warme vensterbank. Nu hippen er meer vogels dan ooit in haar buurt rond. Roodborstjes, jonge spreeuwen en merels zag ik al.

Ze zijn gewaarschuwd. Ze heeft nog altijd een aantekening.


Tel je zegeningen

ams_graff_24

Bron: whisper.noidandtea.com

 

Ik zat vanochtend met je zus in bad. Ze is net twee en een half jaar oud. Op haar lelieblanke huid zag ik haar eerste moedervlekje. Achterop haar rechterkuit, net boven de enkel. Een donkerbruine speldenknop, alsof die daar altijd heeft gezeten. Het misstaat haar allerminst.

Ze is een grappige zus moet je weten. Heeft het over ‘gappepaaien’ als het om papegaaien gaat, spreekt van ‘schoodbappen’ als er boodschappen gedaan moeten worden en speelt graag alsof ze in de ijssalon werkt. Ze stapelt dan alle kussens van bed of bank om zich heen en vraagt een keer of dertig ‘ijsje, welk?’. Daarmee bedoelt ze je te vragen welke smaak je voorkeur heeft. Als je het haar zou vragen, zou ze aardbei kiezen. Ook in de beste ijssalon met het meest uitgebreide kiest ze voor aardbei. In tegenstelling tot anderen heeft ze geen last van keuzestress. Aardbeienijs is lekker dus waarom zou je daarvan afwijken?

Ik heb vanochtend, nadat we dus in bad waren geweest, een stuk of drieëntwintig ijsjes bij haar besteld. Ik koos de meeste keren voor chocola (‘sjokkela’), meloen (‘nenoen’) en, om haar te plezieren, aardbei (gewoon ‘aardbei’). Minstens de helft heb ik moeten afrekenen (‘centje’), de rest niet. Die waren van het huis.

Zij denkt overigens dat jij een jongetje bent. In een van haar boekjes handelt een verhaal over een zusje dat niet naar school wil gaan, omdat het daar stom zou zijn. Het zusje heet Lola. Jouw zus denkt dus dat jij een jongetje wordt en dat je Lola gaat heten. Als je later naar school gaat, weet ik in dat geval zeker dat het daar stom gaat worden. Je zou namelijk gepest gaan worden, want welke jongen heet er nu Lola?

Ik weet zelf overigens dat je een meisje bent. Niet omdat de echoscopiste mij dat heeft verteld. Je moeder en ik hebben haar juist verteld jouw geslacht niet te willen weten. Dus zij vertelde op het juiste moment tijdens de echo’s weg te kijken. Ik weet het omdat je moeder na een lange zomervakantie weer begonnen is met werken. De moeder van een van de leerlingen op haar school doet aan handopleggingen bij zwangeren. Met de palm op de buik van je moeder, vlak boven jouw hoofd dus, constateerde ze dat we opnieuw te maken hebben met een jongedame. Nog nooit heeft ze het fout gehad is haar claim, maar mensen zeggen zoveel, de waarzeggers voorop.

Goed, je bent dus een meisje, je hebt een grappig zusje en je moeder gaat om met paranormalen. Dan ik nog, ik ben je vader. Ik schrijf het liefste de hele dag stukjes. Ware het niet dat daar geen droog brood mee te verdienen valt. Voor dat schrijven heb ik de afgelopen maanden nauwelijks tijd gemaakt. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik het ook druk had met het bekijken van het Europees Kampioenschap voetbal, waar Nederland niet eens aan meedeed, de Olympische Spelen, waar alle Nederlandse favorieten tweede werden of van de rekstok stuiterden, en de opening van het nieuwe, elfde seizoen van Boer zoekt Vrouw, opnieuw een internationale editie.

Vlak voor jij in het embryonale stadium verkeerde gingen er bommen af in Brussel. Ik liep met je zus door het park. Het was een zonnige dag in maart, een dinsdag. Op dat soort dagen ligt het tempo laag, bezoeken we het station om treinen te bekijken of eten een gebakken visje bij de kraam op de hoek. Ik las via de WhatsApp-groep met vrienden, waar er een van in Brussel woont, dat het foute boel was. Terwijl je zus op mijn schouders zat liepen we met een broodzak op de eendjes af. Ik kon wel janken over het plotselinge contrast. Tegelijkertijd voelde ik mij hypocriet, omdat ellende verder dan België mij met moeite doet bewegen.

Nog meer schrok ik van mijn sensatiezucht op dat moment. Ik had zin, toen ik eenmaal bij de viskraam zat, te informeren of ‘men het al wist van Brussel’. Het vet stond op te warmen, een van de vaste gasten las zijn krantje. Het was overduidelijk dat men hier nog in onwetendheid verkeerde. Ik besloot mijn woorden voor me te houden en at zwijgzaam met je zus een visje.

Ik kon de bommen niet gemakkelijk loslaten. Wat gek genoeg hielp was dat in die dagen onder het viaduct van de snelweg een prachtige graffiti ontstond. Van de ene op de andere dag was de dwarsligger voor vier rijbanen wit geschilderd. De volgende ochtend was de achtergrond donkerrood. De dag erna stond in vette zwarte contouren ‘count your blessings’. In de dagen die volgden werden de letters ingekleurd. Een verfijnd verloop van felgeel via wit en donkergeel terug naar felgeel. Elke ochtend zag ik verfspullen en spuitbussen keurig onderaan het werkstuk in een emmer staan. Alsof de kunstenaar vlak voor de ochtendspits zijn werk afrondde, met zijn gezin van het ontbijt genoot en daarna met broodtrommel onder snelbinders richting ‘day job’ zou vertrekken.

Na een doorregende zomer en een hittegolf die tot eind september duurde heb ik net met je zus en moeder de eerste herfstwandeling gemaakt. We hadden ernaar uitgekeken. Wekenlang was het overdag rond de dertig graden, daarna de broeierige avonden. Niets voor mij. En toch, tijdens mijn avondlijke rondjes hardlopen zag ik het leven op straat. Mensen die hun planten water gaven, een lome wandeling door het park maakten of de ramen boven openden zodat hun huizen nog even lekker door konden tochten. De stad is misschien wel op haar mooist op dit soort momenten.

Nog even over vanochtend: na het bad en het ijssalon-theater wilde je zusje met mij trouwen. Ik kon over de beperkingen van het Burgerlijk Wetboek beginnen, maar besloot mee te spelen. Gewikkeld in een handdoek gaf ze mij het ja-woord.

Wat ik bedoel te zeggen: waar je terecht komt is het goed. Er is altijd wat op televisie, de vis is op smaak, er gaan geen bommen af en er is in prettige zin altijd wat te zeiken over het weer. Ook kun je er, zelfs gewikkeld in een handdoek, met je vader trouwen om vervolgens tot in lengte van dagen denkbeeldig ijs verkopen.

Tel je zegeningen.


Slimme thermostaat

Vannacht was het voor het eerst deze winter flink aan het vriezen. Vijf graden onder nul. Beter had ik de installatie van de slimme thermostaat niet kunnen timen. Voor de duidelijkheid, vorige week liep ik nog in mijn t-shirt over straat om de vuilnis weg te brengen. Begin januari 2016.

Over die thermostaat gesproken. De loodgieter installeerde een eenvoudig geval. Een domme draaiknop. Naar rechts voor warm, naar links voor koud. Prima in de zomer en nazomer, waardeloos als het buiten vijf graden onder nul is en het huis een dito temperatuur dreigt aan te nemen. Ik ging eens te rade en vond een thermostaat zo slim, dat behalve een vast programma het instellen met mobiele telefoon tot de mogelijkheden behoorde. Stel je toch eens voor, dacht ik bij het zien van die prachtige instructiefilmpjes, dat ik straks eens iets eerder uit mijn werk kom? Dat ik dan voordat ik in de auto stap mijn mobiel pak en de verwarming alvast lekker een paar graden hoger draai. Of wanneer ik op vakantie ga en mij tot mijn schrik bij de gate pas realiseer de verwarming niet lager te hebben gezet? Ontspannen pak ik mijn telefoon erbij, mijn medepassagiers mogen op zo’n moment best zien wat ik aan het doen ben. Slim.

De installatie van de slimme thermostaat was een fluitje van een cent. Niet zo ingewikkeld althans als de naam deed vermoeden. De verbinding met mijn mobiel een magisch moment en daarna kon ik anderen “rechten toe gaan kennen”. Waanzinnig! Ik kon mijn vriendin rechten toekennen voor de thermostaat. Ze ontving een email met de uiterst gebalanceerde tekst ‘U zijn enkele rechten voor de slimme thermostaat toegekend, klik hier om u aan te melden’ Alsof haar behalve rechten weloverwogen restricties waren opgelegd.

Na deze koude nacht wakker te zijn geworden in een behaaglijk huis dwalen mijn gedachten af naar de oude veengebieden. Arbeiders en hun jonge kinderen onder de moddervegen, met slechte gebitten en de kleren vol gaten. Van jong tot oud rokend in de deuropening van hun plaggenhut. In de nachten dat het vijf graden vroor wisten zij dat ze de volgende dag iets harder turf zouden moeten steken. Harder vanwege de vorst in de grond en harder om het eindelijk warm te krijgen. Als noodgreep voor wat extra warmte sliep ’s nachts het enige, steeds mager wordende varken in hun hut. De gort voor de ochtendpap was bovenin de hut gehangen, omdat het beest het anders op zou vreten. Het laatste blok droge turf van de voorraad smeulend in het haardvuur. Allemaal precies voldoende om de temperatuur binnen in de hut net boven het vriespunt te houden.

Ik lees nu op plaggenhut.nl dat je in een traditionele plaggenhut kunt overnachten. €250 voor een nacht of drie. Ze scoren op basis van 128 reviews een gemiddeld score van 9,2. Die €250 is inclusief schoonmaakkosten en toeristenbelasting. Geen geld als je bedenkt dat de plaggenhut voorzien is van een koelkast, kooktoestel en zelfs, als eerste plaggenhut in de geschiedenis, WiFi. Mij niet gezien in zo’n plaggenhut. Er wordt niets gemeld over een slimme thermostaat.


Pauze

Eindelijk sneeuw en ook nog eens op een zondag. Wakker worden met het geluid van kinderen op straat, kraaiend van plezier, terwijl ik de slaap uit mijn ogen wrijf. Het is niet veel sneeuw, zie ik uit het raam dat uitkijkt op het park, maar precies genoeg voor een bal of pop. Wel snel zijn, bedachten ook de kinderen op straat zich, want de zon heeft er zin in vandaag. Mijn dochter en ik gaan erop uit voor een wandeling. Bijna twee is ze en net zo lang heeft ze moeten wachten op de eerste fatsoenlijke ontmoeting met dit wonderschone fenomeen. Ze vindt het maar koud, ze vindt het maar vreemd smaken die sneeuw, ze heeft geen zin om te lopen, ze maakt mij duidelijk haar te moeten tillen. Met plezier natuurlijk.

Aan de andere kant van het park loopt een jongen van een jaar of zeven. Zijn slee sleept hij verveeld achter zich aan.Ik kom hem tegen ter hoogte van het pad richting het station. ‘Ik mag maar tot hier van mijn moeder’, begint hij ongevraagd, ‘Ik woon aan de overkant bij de poort, ken je dat?’. Ik ken de poort niet. De poort blijkt vlakbij de school te zijn die ik wel ken. Wanneer ik informeer naar de sneeuwconditie haalt hij zijn schouders op, ‘Mwah, het zou eigenlijk wat meer moeten zijn, sleeën gaat net niet lekker’. We lopen met zijn drieën op richting de brug naar overkant. Hij waagt nog een poging op het hellende pad, maar de steentjes remmen hem teveel af. Ook de grashelling naast het pad werkt hem niet mee, teveel blaadjes. Hij baalt zichtbaar, had zich hier zo op verheugd. Op zijn verzoek bekijken we op mijn telefoon de weersvoorspelling van de komende dagen. Zon en wolken. ‘Misschien komt er wel sneeuw uit die wolken’, blijft hij hoopvol.

Ik vraag hem of hij naar de school gaat aan de overkant van het water. ‘Nee joh’, zegt hij, ‘ik ga naar de vrije school’. Hij vertelt mij dat de kinderen in de wijk, bij de poort, hem ermee pesten. Het maakt hem niets uit. ‘Dan zeg ik altijd dat zij maar twintig minuten pauze per dag hebben, terwijl ik de hele dag pauze heb.’ Hoor ik nu hem of zijn moeder? Wat maakt het uit. Bij navraag blijkt hij tussen alle vrije tijd door soms -heel stom- taal- en rekenlessen te moeten volgen, maar hij houdt ruim voldoende tijd over voor zijn pauzes en dagdromen. Mijmerend over een ruimschoots besneeuwd park, waar hij misschien zelfs verder mag sleeën dan het pad richting het station.


Haarlemse Bakker

Haarlemse_bakker_Logo

 

Toen we laatst de Haarlemse Bakker bezochten stond mevrouw erop de aangeschafte waar naar huis te tillen. De zak met gevulde koeken was behoorlijk van gewicht en gelijk aan de helft van haar geringe lengte. Het deed aan haar besluit niet af. Omdat we aan het park wonen was de wandeling niet zonder risico. Nog geen minuut later lag de zak met koeken in een plas regenwater. De jongedame languit ernaast op de stoep. Uitgegleden. Toen ik haar optilde zette ze zich met haar spartelende beentjes af. Van mijn knie tot mijn enkel zat ik onder de hondenpoep. Verse hondenpoep.

Ik heb een hekel aan hondenpoep, maar nog meer aan natte gevulde koeken en bedacht mij geen moment. Met de zak koeken onder de ene en mijn dochter onder de andere arm beende ik mij een weg naar huis. Met mijn neus belde ik aan en overhandigde driftig onze dochter aan mijn vriendin. De kleine schoentjes met de poep eronder bleven achter bij de voordeur. Mijn broek trok ik uit in de hal. Smerige beesten, smerige baasjes.

Schijnheilig lopen ze met hun plastic zakjes opgevouwen in de jaszak. Als de duisternis valt laten ze de warme boodschappen net zo makkelijk achter voor de achteloze wandelaar of het nieuwsgierige kind. ‘Waar is het fatsoen gebleven?’, dacht ik toen ik in ondergoed en met ondergescheten broek in de armen de gang in liep.

Toen we onze verschoning hadden gehad en van de gevulde koeken gegeten waren we allesbehalve bereid de stijd te staken. Ietwat opgefokt, maar klaar om een rondje door het park te wandelen. Alert op uitwerpselen, uitermate waakzaam wat betreft lakse baasjes. Geheel tegen de eigen, timide natuur in besloten we ze aan te gaan spreken en vragen te stellen.

Nummer één, een op het eerste oog trotse bezitter van een bordercollie, begon desgevraagd te zuchten. ‘Je moet er drie uur per dag op uit, anders is zo’n beest niet te houden.’ Het kleine meisje op mijn nek kraaide van plezier. Zo’n snel beest dat als een vuurpijl achter een bal aanrent en door bergen bladeren duikt. Hartstikke leuk, maar ik was het voorval van eerder die dag nog niet vergeten. Voorlopig maakte dit baasje geen aanstalten, dus wij besloten verder te trekken.

We passeerden een tekkel plus baasje met gevuld zakje. Zoals het hoort, maar toch bleef ik wantrouwen. Aansluitend een labrador, tong uit de bek, ongevuld zakje in de hand van het baasje. De intentie desalniettemin goed, temeer daar we vriendelijk werden begroet. Daarna een golden retriever die direct de bijzondere aandacht van mijn dochter had. Ze verkoos het voetpad boven de zitplaats op mijn nek om dit schouwspel eens van nabij te kunnen bekijken.

Op gepaste afstand bekeek ik mijn dochter die een schijtende hond bekeek. Ze zag hoe het beest door de knieën zakte en alle druk naar het achterlijf verplaatste. Een dampend resultaat op het pasgemaaide gras. Het baasje was uiteraard verder gelopen, maar kon de kleine adjudant onmogelijk negeren. Haar intense blik gericht op de warme drol in het gazon. Die drol moest weg. Enigszins geërgerd liep hij richting plaats delict en haalde een plastic tas tevoorschijn.

Het was een tas van de Haarlemse Bakker.


Niels Koopmans

Niels Koopmans

Mijn telefoon trilt, een berichtje van Niels: “Die vriendin van Vincent begon nog over mij naam. Mijn artiestennaam. Ze wil graag dat ik er een neem.” Niels, Niels Koopmans voluit, is sinds enige tijd gestopt met het kantoorleven. Heeft gekozen voor een onbestemde carrière in de muziek. Dapper. Ook is hij voortvarend, de eerste EP is inmiddels geproduceerd (CD, LP en cassette hebben afgedaan). Ontsnapt aan de aandacht van recensenten zal ik een eerlijke poging wagen. Van de onzekerheid van een ziekenhuisgang, de gekte van een relatie op een dood spoor tot en met die ene kroeg waar nog gerookt mag worden. Niels Koopmans brengt je er in een oogwenk. Warm, gevoelig en opzwepend en dit alles met een welgemeende countrysnik. En nu zit hij dus te dubben over een artiestennaam. Zelf wil hij helemaal geen artiestennaam. En terecht. De mensen om hem heen wel. Of eigenlijk de vrienden van vrienden, de onwetenden. Hij is als Niels Koopmans geboren dus staat ook als Niels Koopmans op het podium. Sterker nog, als je hem niet zou kennen zou je ook een Niels Koopmans zien. Een Hollandse jongen: een rijzige gestalte met mager lijf, de blonde haren losjes, een stoppelbaard en dikwijls sober gekleed in jeans en t-shirt. Geen singer-songwriter poespas. Geen hoedjes, armbandjes, shawls of ingewikkelde tatoeages. Gewoon Niels Koopmans. Toegegeven, vele artiesten gingen hem voor mét een artiestennaam, David Bowie, Marilyn Monroe, Freddie Mercury. En wat te denken van dichterbij huis? Lange Frans, Lee Towers, Liesbeth List. Het zal met smaak te maken hebben. Doe mij gewoon maar Bertolf, Anouk of Nick & Simon. Goed beschouwd zou alleen Niels ook moeten kunnen. Diezelfde Niels stuurt mij even later opnieuw een bericht toe, een muziektip dit keer: David Ramirez. Een Amerikaanse singer-songwriter. Heeft jaren in totale eenzaamheid over de wereld gereisd, een tijdlang de inspiratie gemist, staat met volle baard, zonnebril en vette haren op de albumhoes. Zo gezocht allemaal. David Ramirez blijkt daarnaast gewoon Jan de Vries te heten. De aansteller.


Geit

Geit

Een collega attendeerde mij op een opmerkelijk nieuwsbericht. Opmerkelijke nieuwsberichten, bij uitstek de categorie waar mijn aandacht naar uitgaat. Een kip met gouden eieren in Helsinki, de invloed van de stand van de maan op het humeur of alweer een Siamese tweeling voor dezelfde moeder in Bolivia. Vaak luchtiger dan het laatste pakket van maatregelen voor Griekenland en meestal enerverender dan de laatste boycots afgeroepen door de Russische regering. In dit geval ging het nieuws over een geit. Of eigenlijk een man die tijdelijk als geit door het leven ging en er een boek over schreef. Een interessant gegeven, maar vanzelfsprekend knettergek natuurlijk.

Vooropgesteld, ik ben dol op geiten. Vooral als ze op bovenop een boomstronk staan, hun rug schuren tegen het hekwerk van de kinderboerderij of hun behoefte doen op een gazon vol dauwdruppels, ondertussen stug doorkauwend op een bek vol gras. Om nu zelf als een geit door het leven te gaan is een ander verhaal. Ik zou mij net als deze meneer speciale protheses moeten laten aanmeten. Daarbij is dat gras lastig te verteren. Ik heb een redelijke stoppelbaard, maar voor een sik die de goedkeuring van een kritische kudde zou kunnen wegdragen is geduld nodig.

Geiten zijn allesbehalve geduldig. Heb je ooit weleens een geit zien wachten op het station? Of een nummertje zien trekken bij de slager op zaterdagochtend? Het zijn zwartrijders en voorkruipers. Bij nader inzien ben ik helemaal niet zo dol op geiten, ik heb een verschrikkelijke hekel aan die beesten. Ze vertrappen alle flora in hun directe omgeving of vreten het op, maken het hekwerk van de kinderboerderij kapot en doen werkelijk overal hun behoefte. Ze zouden in dat opzicht nog wel wat manieren kunnen leren van mensen.

Hierbij een dringende oproep aan alle prothesemakers om voortaan hoefjes aan de door hen vervaardigde plastieken onderarmen en -benen te monteren, aan alle mannen om hun sik te laten staan en aan alle vrouwen om hormonen te slikken en hetzelfde te doen. Annuleer die vakantie in Frankrijk of Turkije en pak de eerstvolgende zaterdagochtend, nadat je bij de slager bent geweest en netjes op je beurt hebt gewacht, de eerste trein naar een Oostenrijks bergdorp. Bind je gloednieuwe protheses onder en ga tussen die kudde locals staan om te laten zien hoe het ook kan.

Het vraagt wel om geduld op die hoefjes van je. Geiten zijn niet de allerslimste zoogdieren en hun arrogantie, vanwege het gejubel de laatste tijd over superfoods als geitenmelk en feta, kan hen nog weleens koppig maken. Bovendien vraagt het om uithoudingsvermogen; ze zullen je voortdurend zo glazig aanstaren met een bek vol weidebloemen wanneer je ze vertelt hoe het hoort.

Geiten hebben daarnaast ook altijd wat te mekkeren.


Krant

ochtendkrant

Vanwege een verbouwing verblijven we tijdelijk bij mijn schoonouders. Ze hebben een abonnement op de ochtendkrant. Daar heb ik vanwege dezelfde verbouwing allesbehalve tijd voor. Omdat zij momenteel op vakantie zijn is er feitelijk niemand in huis die de krant leest. Deze belandt keurig op een hoop tussen de stapels met edities van het plaatselijke sufferdje en de geadresseerde post in.

Ik werd vanochtend vroeg gewekt en stond om kwart voor zeven al het ontbijt te maken. Van de ochtendkrant ontbrak op dat moment nog ieder spoor. Ondanks dat ik geen letter had gelezen de afgelopen week, bemerkte ik dat ik mij bijzonder ergerde aan het feit dat de krant er nog niet was. Normaal hing deze op dit uur tussen de borstels van de brievenbus of lag deze -bij voorkeur- als een uitnodigend stapeltje papier op de deurmat. Een keer, toen ik nog wat vroeger op stond hoorde ik het magische plofje. Een krant die op de mat viel. Ik kon de bezorgster nog net het tuinpad af zien lopen. Half zeven ’s ochtends, het ochtendgloren en een verse krant. Zoals het hoort. Maar vandaag dus niet.

Een vol programma zou volgen vandaag zonder enige leestijd, desalniettemin begon ik de afwezigheid van het geschreven nieuws als hoogst vervelend te ervaren. Ik kon mij de klasgenoten op de middelbare school die een ochtendwijk hadden nog goed herinneren. Meestal hingen ze in de achterste bankjes in de klas, vermoeid naar buiten starend. Om vijf uur ’s ochtends waren ze opgestaan, tussen half zeven en zeven hadden ze nog even op bed gelegen of wat laatste huiswerk gemaakt. Op school kwamen ze om uit te rusten of hun verdiende geld in de pauzes aan roze koeken uit te geven. Het waren de jongens die al vroeg de gaafste scooters hadden. Toch was ik niet jaloers. Ik kon tenminste uitslapen ’s ochtends en zij bezorgden vele huishoudens plezier. Daarmee overigens niet gezegd dat ik lui was of geen plezier bezorgde. Ik had mijn middagwijk. En wat voor een. De plaatselijke bode plus folders. Dat betekende allereerst een ronde om de eettafel om pakketjes te vouwen. Aansluitend met overvolle fietstassen ruim driehonderd adressen af. Door weer en wind.

Maar tijden zijn veranderd. Het is intussen kwart over zeven, mijn ontbijt is achter de kiezen, maar de krant is er nog steeds niet. Het is niet zozeer het vergane leesplezier als wel mijn ouderwetse krantenbezorgersprincipe dat mij parten speelt.

Net als ik het nummer op wil zoeken om mijn bezorgklacht te uiten stopt er een kanariegeel autootje. Zeker een minuut of twee blijft deze stationair draaien voor de deur. De bestuurster bladert wat door de papieren op de bijrijdersstoel. Uiteindelijk blijkt ze de langverwachte ochtendkrant te pakken te hebben. Trager dan mij zint, sjokt ze het pad richting voordeur op. Met een lijzige blik kijkt ze mij aan als ik richting de klok aan de wand knik. De krant drukt ze achteloos in de brievenbus. Deze blijft halverwege steken.

Te laat, met de auto gebracht en zélfs geen magische plof op de deurmat als genoegdoening. Ik leg de laatste editie maar bovenop de stapel.


Koper

koper Na een maand slopen waren we twee tien kuub containers aan vuil verder. Het hadden er veel meer kunnen zijn. Ik maakte tussendoor de nodige ritjes naar het milieuplein en voor de dertig jaar oude keuken had ik een nieuwe eigenaar kunnen vinden. ‘Gratis af te halen bij eigen demontage’ vermelde de oproep op Marktplaats. Meneer Kanu uit Den Haag had weliswaar eigen gereedschap meegebracht, maar keek naar zijn accuboormachine alsof hij deze voor het eerst in zijn leven zag. Ook van zijn vrouw in traditionele Ghanese kleding hoefde ik weinig te verwachten. Zij verzamelde losse schroefjes en stond als een regelneef langzij wanneer haar man en ik de keukenkastjes in hun bus tilden.

Nee, dan het oud ijzer. Even probeerde ik de verwarming van de begane grond als ‘Antieke radiatoren met gratis bevestigingsset’ aan te prijzen. De prijs van oud ijzer bleek niet op te wegen tegen de noodzakelijke rit. Ik bleef met mijn onverkochte waar zitten. Dit veranderde toen ik het gratis aanbood. Binnen een minuut werd ik gebeld, door Ron. Ik kon toen niet bevroeden dan Ron onze oud ijzerman zou worden. Behalve de vier radiatoren van beneden, volgden nog elf vergelijkbare bakbeesten. Daarnaast nam Ron de oude cv-ketel, kranen en gordijnrails van ons mee. Ron maakte met zijn oplettende oog en enorme handen ook duidelijk dat de aanzienlijke hoeveelheid koper in ons huis waardevol zou zijn: ‘Dat moest je zelf maar wegbrengen.’

Toen ik er op een dag alleen voor stond was Ron de beroerdste niet. Samen tilden we radiatoren van de bovenste etages naar de enorme aanhanger achter zijn enorme auto. En toen op een dag onze haakse slijper de geest gaf, mocht ik de grotere variant van Ron lenen. Twee weken later kwam hij bergen aan leidingwerk ophalen om naar de schroot af te voeren. Twee weken later, want tussendoor ging hij een week naar de Turkse zon. De oud ijzerprijs bleek minder slecht dan verwacht.

Nadat het laatste oud ijzer in de aanhanger lag en Ron de straat uit reed, liep ik een ronde door het huis. Van het pas gekochte pand was weinig over. Kale bakstenen, balken en vloerdelen. Alles bedekt onder een dikke laag stof. Over een week zou de aannemer het overnemen, dacht ik terwijl ik de puinzakken vol koper naar de auto tilde.

Aan de overkant van het gemeentelijke milieuplein zou het moeten zijn, de schroot. Achter de poort reden shovels en busjes met aanhangers. Ook zwaaide een kraan met een enorme magneet platen metaal van de ene naar de andere zijde van het terrein. Langs de auto liep een man al trekkebenend met een pitbull aan zijn zijde. Iemand gebaarde mij richting weegbrug. Vervolgens stond ik er alleen voor. Ik schoot maar iemand aan. ‘Ben je al gewogen?’, vroeg de vierkante man met tatoeages en oorbel. Ik knikte en vertelde over mijn bescheiden partij koper. ‘Dat doe je niet handig, vriend’, brieste hij. ‘Je had beter een kruiwagen kennen pakken.’ Hij dirigeerde mij richting loods.

‘Ben je aan het verbouwen ofzo?’, vroeg een man met rafelige pet. Zijn ogen waren bloeddoorlopen, de huid gerimpeld, aan zijn bovenlip hing een sjekkie. Ik bevestigde. Dat mijn kleding stoffig was en vol gaten zat hielp niet. Voor hem was ik geen sloper. ‘En je geeft het koper niet eens aan de slopers?’ schreeuwde hij verontwaardigd. Ik stond even perplex, maar wist mij te herstellen: ‘Ik heb zelf gesloopt.’ Hij geloofde mij niet en had zich al omgedraaid.

Nadat ik al het koper had uitgeladen bleek dat ik mij eerst had moeten melden. Op het gevaar af dat straks mijn kostbare lading verdwenen zou zijn, melde ik mij in het kantoor. Aan de balie werd net de meneer met rafelige pet geholpen. Hij beet mij toe dat ik buiten moest wachten. In deze omgeving gaat je kop eraf als je niet terugbijt, dacht ik. ‘Waar staat dat dan, vriend?’ siste ik stoer, maar met slappe knieën stapte ik naar binnen. Eenmaal beneden stond míjn koper er nog en deze werd onder míjn toeziend oog gewogen, maar ík wilde zo snel mogelijk weg hier.

Het betrof uiteindelijk een meer dan een aardig bedrag, maar een volgende keer vraag ik Ron het wel weg te brengen. Of ik geef het aan de slopers.